Belangrijk dat mbo zijn meerwaarde laat zien

Het mbo – met zijn sterk op de praktijk gerichte houding – verdient een nóg belangrijkere rol als het gaat om zorginnovaties. Dat betoogde Jorick Scheerens op 13 juni jl. tijdens de netwerkbijeenkomst verpleging en verzorging. We moeten onszelf nóg meer laten zien.’

‘Het is tijd om het mbo te versterken door nog nadrukkelijker afstemming tussen mbo, hbo en wo.’

Jorick Scheerens is fan van het mbo: ‘Ik vind het mbo een super interessante sector omdat de link met de beroepspraktijk heel direct is: je wordt opgeleid voor een vak en bij het uitvoeren moet je steeds optimaal aangesloten zijn bij en geïnformeerd zijn over allerlei innovaties.’ Op hogescholen en universiteiten hebben innovaties vaak vooral een link met theorie en blijft de praktijk daarbij achter, meent Scheerens. ‘De kracht van het mbo is nou juist dat wij de praktijk altijd voorop houden, zonder dat we de theorie uit het oog verliezen. Wij kunnen innovaties heel snel in het onderwijs integreren en dus kunnen mbo-opgeleide professionals zich op een steeds sterkere manier verhouden tot hbo- en wo-opgeleide collega’s.’

EPD en domotica

Als voorbeeld van zorginnovaties die het mbo snel integreert in het onderwijs, noemt Scheerens het elektronisch patiëntendossier (EPD) en domotica.

‘Het gebruik daarvan moet je in de opleiding al leren, want zodra je op de arbeidsmarkt begint, moet je die kennis in huis hebben. Dat is waar het mbo goed in is: inhaken op ingrijpende veranderingen op de werkvloer door ze in een kort tijdsbestek in de klas te introduceren.’ Het resultaat is een actueel curriculum en lesstof die aansluit bij de behoefte nu én in de toekomst. ‘Daartoe werken we nauw samen met zorgorganisaties, maar ook met hbo- en wo-instellingen, want we voelen ons als mbo ook verantwoordelijk voor een optimale doorstroom. We moeten dus aansluiten bij de beroepspraktijk én bij de onderwijspraktijk.’

Practoraten

Jorick Scheerens is mede-oprichter en programmadirecteur van Stichting Practoraten.nl. Een practoraat is een expertiseplatform binnen een mbo-instelling dat praktijk(gericht) onderzoek doet. De term is een knipoog naar het fenomeen ‘lectoraten’ in het hbo, die de spil vormen tussen onderzoek, onderwijs en praktijk. Scheerens zelf startte het eerste practoraat in 2012 rondom sociale media in het onderwijs.

‘Onze wens was een landelijk netwerk van practoraten. Dat is glansrijk gelukt, want inmiddels zijn er bijna honderd in Nederland; binnen het PractoratenPlatform Zorg, Welzijn en Sport zijn vijftien practoraten verenigd. Als mooi voorbeeld noemt Scheerens het Practoraat Zorg -en Sensortechnologie dat voortkwam uit de mbo-instelling Drenthe College. Later raakten ook Stenden Hogeschool, Rijksuniversiteit Groningen en de mbo-instellingen Noorderpoort en het Alfa-college betrokken. ‘Op het gebied van zorginnovaties was het mbo lange tijd minder aansprekend dan wo en hbo. Mede dankzij de practoraten nemen we als mbo nu een sterkere positie in, zowel mbo-breed als binnen de sector Zorg, Welzijn en Sport.’

Wederkerigheid

Toch is er nog steeds een wereld te winnen, vindt Scheerens. We worden als mbo niet meer alleen gezien als “consument van kennis” of “ontvanger van kennis” of “uitvoerder van onderwijs”. We kunnen ook kennis creëren door in die keten een heldere en goede positie in te nemen. Die kennis kunnen we zelf creëren of in co-creatie met hbo, wo en/of de praktijk. Dat is allemaal prima. Dat is wederkerigheid. Maar dat lukt alleen wanneer het mbo een stap naar voren doet. We moeten laten zien wat we aan het doen zijn. Want zo geven we andere onderwijssectoren en het bedrijfsleven de kans om daar positief-kritisch naar te kijken. Zo dwingen we een waardevolle dialoog af, maar wel geredeneerd vanuit het mbo. Met “we” bedoel ik het mbo als onderwijssector, maar vooral de beweging van practoraten, juist omdat wij voorlopers zijn in onderzoek en innovatie.’

Kanttekening

Die assertieve houding is gerechtvaardigd, zegt Jorick Scheerens: ‘Als sector die een enorm beroepspotentieel vertegenwoordigt, zijn we verplicht om ons te laten zien.’ Dat heeft ook een financiële reden, meent hij: de huidige inzet van middelen is omgekeerd evenredig aan de aantallen studenten. ‘Er gaat veel geld naar academisch onderzoek – en terecht. Maar om de kennis die voortkomt uit dat onderzoek op een goede manier toepasbaar te maken in het mbo, zijn ook middelen nodig. Daarom moeten we als mbo-sector een nog duidelijker positie krijgen binnen aanvragen van onderzoekstrajecten of binnen onderzoeksconsortia. Ook daarom is het belangrijk dat we onze meerwaarde laten zien. Dan wordt het voor organisaties als ZonMw veel duidelijker en eenvoudiger om te zeggen: “Oké, dan nemen wij op deze manier de mbo-sector mee in onze regelingen.” Ook daar gaat het om wederkerigheid.’

Bron (ZonMw)